woensdag, november 08, 2006


We think of ourselves as human beings searching for spiritual awakening, when in fact we are spiritual beings trying to cope with human awakening.

uit de Beacons of Light

maandag, juli 03, 2006

Opvoeding 12: Kinderen voeden je op

Kinderen krijgen, opvoeden... het doet een hoop met je. Ze stellen je vragen die je zelf al lang niet meer hebt gehad, waardoor je over dingen na gaat denken. Vooral over jezelf. En het roept ook je eigen kindertijd bij je terug. Je herinnert je weer de vragen die jij had en dat zorgt ervoor dat je opnieuw stilstaat bij al die dingen die zo vanzelfsprekend voor je zijn geworden. Maar zijn ze dat ook echt?

Voor mij is er een wereld opengegaan doordat de kinderen in ons leven kwamen. Niet alleen omdat in feitelijke zin alles veranderde, nee, ook mijn eigen kinderwereld ging weer open. Als je kinderen krijgt gaat alles op z'n kop. Je hebt de kans opnieuw te bekijken wat je eigenlijk belangrijk vindt in het leven. Je hebt de kans het totaal anders te doen dan hoe je zelf bent opgevoed en te leren van de fouten van je ouders. Of juist tot de conclusie te komen dat je het eens bent met hoe zij het hebben gedaan en stil te staan bij de gelukkige jeugd die je hebt gehad.
Ik heb veel geleerd over grenzen stellen en over 'het midden vinden'. Grenzen stellen vond ik niet makkelijk en helemaal niet leuk, maar ik ben nu blij dat ik het geleerd heb. Het midden zoeken is ook een kans geweest om te ontdekken wat ik nu eigenlijk vind en groter nog: hoe ik in het leven sta. Bijvoorbeeld het midden tussen gevoelig en nuchter zijn. Je kinderen serieus nemen, maar wel zelf blijven bepalen en beslissen. Je kinderen vrijheid en ruimte geven zonder daarbij zelf in de knel te raken. Het midden vinden tussen tussen je angsten en je verantwoordelijkheid.

Ik merk dat ik een gevoelige maar ook een duidelijke en consequente moeder geworden ben. Er is ruimte voor ieders gevoelens en wensen, maar ik ben ook niet bang om soms autoritair te zijn. Er zijn nu eenmaal dingen waar ik over beslis, en over die dingen overleg ik dus niet met ze, want dat is onzin; als de uitkomst al vast staat hoef je niet net te doen alsof zij een vinger in de pap hebben. Ze mogen wel altijd alles vragen. Als ze maar bereid zijn om ook 'nee' te horen.
Verder ben ik een moeder van de drie R's geworden: rust, reinheid en regelmaat. Kinderen hebben dat nodig, want ze stuiteren letterlijk van hot naar haar als er geen grenzen zijn en geen rust is. Die reinheid zit 'm overigens niet zozeer in een schoon huis, maar in het zorgen voor een thuis waar ze van op aan kunnen – omdat ze weten waar ze aan toe zijn – en waar het veilig is. Dus reinheid in de zin van zuiverheid, eerlijkheid en duidelijkheid.

Ik heb verschrikkelijk veel geleerd van en door mijn kinderen en ik kan het iedereen aanraden jezelf te bevragen en in twijfel te trekken, jezelf opnieuw uit te vinden en op te voeden, en zodoende een opvoeder te worden. Ik heb lang getwijfeld of ik wel een 'goede moeder' was en juist door daaraan te twijfelen ben ik er een geworden. En het allerbelangrijkste daarbij is de vraag: doe je wat je kunt, doe je alles wat in je macht ligt? Als je die vraag met 'ja' kunt beantwoorden (en zelf weet je ten diepste of dat het geval is) is het goed. Als je weet dat je alles doet wat je kunt, hoef je niet meer aan jezelf te twijfelen. Wat trouwens niet wil zeggen dat je geen fouten maakt. Maar dat is echt heel wat anders dan wel of geen goede moeder zijn.

dinsdag, juni 13, 2006

Opvoeding 11: Partijtjes

Als ik heel eerlijk ben... ik vind ze een ramp, kinderpartijtjes. Het is bedoeld om leuk te zijn, maar nadien ben je helemaal gevloerd. Je ligt voor dweil in je stoel en kunt geen pap meer zeggen.

Ik kan me er dus wel wat bij voorstellen dat ouders ervoor kiezen om buiten de deur een programma te laten verzorgen, maar mijn hemel, moet je kijken wat dat kost! Als je één kind hebt is dat nog te doen, maar wij hebben er drie. Daarnaast had ik misschien ook een romantisch beeld: een gezellige Hollandsche spelletjes verjaardag, net als vroeger toen ik zelf klein was.

Maar ja, kinderen zijn niet meer zoals vroeger. Daar kwam ik het allereerste partijtje al achter. Er stonden ongeveer 5 verschillende soorten drinken op tafel, maar toch vroeg een van de kinderen of er misschien ook nog iets anders was. Ik viel even stil en zei toen van niet. Niet omdat het er niet was, maar omdat ik hier de grens had gesteld. Ook vonden sommige kinderen bepaalde spelletjes niet leuk en deden dan gewoon niet mee. Ook daar moest ik even aan wennen, maar goed, als je niet wilt hoeft het natuurlijk niet. Kinderen zijn veel zelfbewuster dan vroeger en dat vind ik eigenlijk wel mooi.

Toch voelde ik dat daar voor mij ook een grens aan zat. Ik bedoel, het is heel leuk, al die zelfbewuste kinderen die weten wat ze willen en dat ook zeggen, maar voor je het weet bepalen ze de hele boel. Als je daar geen grenzen aan stelt eindig je met een bos stuiterende jongetjes en gillende meisjes in je huis en ben je alleen nog bezig politie-agentje te spelen... echt helemaal niks aan.

Het heeft een tijdje geduurd voor ik daar een goede modus in vond. Ik ben begonnen met: er móet niks, maar ik bepaal wat mág. Dat werkte aardig goed, maar voorkwam niet dat ik me af en toe toch in het apenhuis van de dierentuin waande. Overigens viel me daarbij wel op: hoe groter het aandeel jongetjes, hoe makkelijker het uit de hand liep. Camiel en Wrister hebben altijd ook meisjes uitgenodigd en dat gaf balans in de sfeer tijdens een feestje. Ik heb geen ervaring met alleen meisjes, maar ik kan in elk geval vertellen: alleen jongetjes is h-e-e-l e-r-g druk.

Toen Quinten 7 werd waren er 7 jongetjes (ze mogen bij ons altijd zoveel kinderen uitnodigen als ze oud worden, want hoe jonger ze zijn, hoe meer je er je handen aan vol hebt). En het was duidelijk dat ik direct paal en perk moest stellen. Dus na het even aangekeken te hebben riep ik nogal bars "stilte" en vervolgde "er zijn hier drie regels: 1. als ik praat houden jullie je mond; 2. je trekt en sjort niet aan elkaars lijf en 3. niet achter elkaar aan rennen en op de grond dweilen." Toen was het stil en kon ik het eerste spelletje uit gaan leggen.

Halverwege mijn eerste zin begon er een doorheen te tetteren, dus hield ik mijn mond en wachtte. Een paar kinderen die wel aan het luisteren waren keken mij vragend aan en ik zei "het is jullie feestje, ik hoef geen spelletjes te doen, dus ik wacht wel" waarna deze kinderen de anderen aanmaanden stil te zijn.

Het heeft goed gewerkt. Het was een leuk partijtje. Enige discipline kan geen kwaad en ik heb gemerkt: weinig, maar duidelijke regels, dat werkt. Daarbinnen kunnen ze hun gang gaan en dat is iets wat ze blijkbaar kennen, want sommige kinderen noemden me die middag per ongeluk 'juf'.

vrijdag, juni 02, 2006

Opvoeding 10: Waarnemingen serieus nemen

Camiel zat een half jaar op school toen hij naar groep 2 ging. Het was na de zomervakantie en hij kreeg een nieuwe juf. Groep 1 was een succes geweest, hij had het naar zijn zin, hoewel hij ook enigszins teleurgesteld was: hij had gedacht op school andere talen te gaan leren - het werd knippen en plakken. Maar de verhalen waar hij nu mee thuis kwam... niet dat 'ie nou zo ontzettende veel vertelde, maar wat hij vertelde klonk anders. En er zaten ook wat rare dingen bij. Zo vertelde hij dat de juf, toen ze hem een rekenwerkje gaf, had gezegd "dat kun je toch niet". En meer van dat soort demotiverende teksten, waarvan ik dacht "dat ká n niet waar zijn, zulke dingen zegt een juf toch niet?".

Ik wist niet zo goed wat ik er mee aan moest, maar je kunt maar een ding doen: er met de juf over praten. Dus heb ik haar de dingen voorgelegd die Camiel me had verteld en zoals ik al verwachtte, sprak zij dat tegen. En ik nam dat direct van haar aan, want ik kon me het gewoon niet voorstellen. Toch had ik ook niet het gevoel dat Camiel het uit z'n duim zoog. Ik wist eigenlijk niet wat ik ermee aanmoest.

Toen ik hem op een dag uit school haalde vroeg hij me wat al dat geel toch was op school. "Wat bedoel je," vroeg ik "waar zie je geel?" Hij zag het overal... in de klas, op het schoolplein... het hing gewoon in de lucht. "Zie je nog meer kleuren," vroeg ik hem. "Ja" zei hij, met een toon alsof het de normaalste zaak van de wereld was "maar hier is zoveel geel." Zie je ook kleuren om mij heen? "Ja." En om andere mensen? Ja dus, hij zag overal kleuren. En ineens viel een aantal dingen bij mij in een potje. Ik zag mezelf op zolder de was doen, terwijl Camiel op de trap zat. Ik liep ergens aan te denken, vroeg me iets af en... hij gaf zomaar antwoord. Zou hij soms helderziend zijn of zoiets? En zou hij dan misschien ook dingen horen die de juf dénkt, maar niet zégt? Nou wist ik toen niet veel van dat soort dingen, maar een ding wist ik wel: dat helderzienden hun eigen aura niet kunnen zien. Dus vroeg ik hem of hij om zichzelf heen ook kleuren zag. Hij wrong zich in allerlei bochten, keek ook nog in de spiegel en zei toen "nee". Op dat moment was dat voor mij een soort 'bewijs'. Op allerlei manieren checkte ik vervolgens of hij mijn gedachten kon raden en - om een lang verhaal kort te maken - ik heb hem geleerd om erop te letten of mensen hun mond bewogen als hij ze iets hoorde zeggen. Bewoog die mond niet, dan dachten ze het en dus moest ik hem, met zijn vier jaar, ook leren dat veel mensen iets anders zeggen dan ze denken.

Vervolgens ben ik me in het onderwerp gaan verdiepen en kwam tot de ontdekking dat veel jonge kinderen dit soort 'gaven' hebben, die later vaak weer verdwijnen (maar soms ook niet). Ik werd me er met een tamelijk overdonderend gevoel van bewust dat onze kinderen veel meer waarnemen dan wij in de gaten hebben (en soms misschien zelfs dan wij willen of prettig vinden). Dat vond ik nogal een verstrekkende ontdekking, met grote implicaties. Hierdoor heb ik geleerd om iets wat een kind zegt nooit zomaar weg te wimpelen, simpelweg omdat ik me niet voor kan stellen dat het waar is. Ik kon me tenslotte ook niet voorstellen dat de juf dit soort dingen zei, maar later - toen Camiel naar een andere school ging - bleek dat ze het niet eens was met zijn vroege overgang naar groep 2, ze was er namelijk van overtuigd dat hij het niet kon...

maandag, mei 22, 2006

Opvoeding 9: Boos worden?

Soms zijn ze gewoon strontvervelend. Of is er geen land met ze te bezeilen (gekke uitdrukking eigenlijk, je zeilt toch op water?). Jengelende kleintjes zijn niet leuk, maar als ze ouder worden kunnen zulke momenten echt onaangenaam worden. Daarvan kreeg ik een voorproefje toen mijn eigen kinderen nog helemaal niet op die leeftijd waren.

We hadden dat jaar op school een 'lastige' groep 8, waarmee ik te maken had als bieb-moeder. Ik had het al vaker meegemaakt, dat groep achters vervelend kunnen worden – ze zijn echt aan een volgende stap toe en sommigen beginnen al vroeg te puberen. Maar dit jaar spande wel de kroon. Vanuit de bieb had ik de – aardige en lieve – juf al uitzonderlijk vaak uit horen vallen. En natuurlijk deed hun gedrag in de bieb niet onder voor dat in de klas. Integendeel zou je bijna zeggen; heeft de juf nog enigszins overwicht vanwege haar positie, wat heb je nou van doen met de moeder van een ander kind? Bovendien wordt naar de bieb gaan al makkelijk beschouwd als 'even vrijbuiten', of beter gezegd: even uitbuiten.

Er zaten een paar knullen in die klas, die waren niet gewoon vervelend, dat was echt niet leuk meer. En totaal onaanspreekbaar. Je denkt: een kind moet toch ergens een plekje hebben waar het voor rede vatbaar is, maar nee hoor, niets daarvan in deze 'gevallen'. Nu wordt ik niet snel boos en dus ben ik eraan gewend dat als dat wel gebeurt, mijn kinderen inbinden of op z'n minst onder de indruk zijn: jongens, oppassen, nu is het menens. Maar ook hier: geen effect. Wat moest ik doen? Ik moest iets doen, want ze verstierden de boel in 'mijn' bieb. Dreigen? Hou ik niet zo van en bovendien: ik had gezien dat dat niets hielp. Integendeel: de jongens gingen alleen maar flinker met de kont tegen de krib en de kloof werd groter. Ik begreep dat machtsvertoon hier niets zou helpen, dat maakte het voor deze jongens alleen maar een 'afgang' om toe te geven of in te binden.

Op een dag stond ik voor de zoveelste keer in deze situatie en wat ik kon bedenken was uitgeput. Op zo'n moment, als je het echt niet meer weet en je echt een oplossing wilt, komt een ander deel van je in stelling, en waar het idee vandaan kwam weet ik niet, maar ineens besloot ik ze te knuffelen. Met rode hoofden naar de meisjes kijkend die aanwezig waren, knuffelde ik ze en ik kondigde aan dat iedereen die in mijn bieb vervelend deed, "elke keer flink geknuffeld zou worden en nu als de wiedeweerga een boek uitzoeken en wegwezen".

Ik heb nooit meer gelazer gehad en sindsdien luisterden ze als ik ze aansprak. De grap is dat ze me niet eens gingen ontwijken. En als ik deze jongens nu, vier jaar later, op straat tegenkom, wuiven ze me vrolijk gedag en krijg ik een stralende lach. De schaamte heeft dus niet overheerst, anders zouden ze wel wegkijken als ze me zagen. Het was ook eerlijk en welgemeend, én het was onverwacht. Het doorbrak de spiraal van negatieve aandacht, ze kregen ineens iets positiefs op hun negatieve gedrag. En dat waren ze niet gewend. Dat schudde hun systeem door elkaar, waardoor ze er misschien uit konden komen. Want ik ga ervan uit: geen enkel kind wil vervelend gevonden worden, ze weten soms alleen niet hoe ze het aan moeten pakken. En volwassenen blijkbaar ook niet.

vrijdag, mei 12, 2006

Het gezin, een bron van inspiratie voor de overheidsorganisatie


Nadat André mijn stukjes over opvoeden had gelezen, heeft hij een aantal rode draden eruit gehaald en de woorden 'ouder' en 'kind' vervangen door 'overheid' en 'burger. Dat is leuk! Lees wat eruit is gekomen op de website van De Baak.

Opvoeding 8: Niet aardig gevonden worden

Naar aanleiding van het programma 'jouw vrouw, mijn vrouw' hadden we het er aan tafel over wie ze wel een weekje in huis zouden willen hebben als moeder. Nou, als het dan echt móest (ik begon al te glimmen) dan wist Quinten wel iemand. Waarom die? Omdat die het volgens hem wel ongeveer op dezelfde manier zou doen als ik (glimglim!). Welke manier is dat dan? "Nou," zei Quinten "die moeder is streng maar toch lief."

Ik zat helemaal te stralen, da's duidelijk. …én het heeft me bezig gehouden. Want ik weet dat ik juist Quinten behoorlijk op z'n huid kan zitten. Dat ik 'm vaak corrigeer, dat ik veel gesprekken met hem heb waarin ik hem dingen uit moet leggen en bespreek hoe hij het anders kan doen. Kortom: hij heeft bepaald geen 'makkelijke' moeder aan mij. Ik laat hem niet ongebreideld z'n gang gaan, wat een stuk makkelijker voor hem zou zijn. En blijkbaar waardeert 'ie dat.

Ik heb het al vaker gemerkt bij kinderen, dat ze je het in dank afnemen als je 'streng' bent. En dan heb ik het niet alleen over mijn eigen kinderen, want die zijn mij natuurlijk gewend, dus die weten niet beter. Ook op school heb ik het gemerkt. Als bibliotheek-moeder en begeleider van schoolreisjes, kamp, e.d. heb ik regelmatig met andere kinderen te maken. Met hen ga ik hetzelfde om als met mijn eigen kinderen. Ik weet dat ik 'streng' kan zijn, en regelmatig kijkt een kind mij dan ook bevreemd aan. Met zo'n blik van 'hé, wat gebeurt me nu, dat ben ik niet gewend'. Daardoor heb ik heel lang gedacht dat ze mij vast niet zo'n aardige moeder vinden. Een bemoeial, die je altijd wel iets wil uitleggen of leren en waar je liever bij uit de buurt blijft. Dat vond ik niet leuk, maar het hoort nu eenmaal bij opvoeden dat je soms ingrijpt of impopulaire maatregelen neemt, dat je ze niet altijd hun zin geeft. Daar hoort dus ook bij dat ze je niet altijd aardig vinden. Daar moet je tegen kunnen als opvoeder, vind ik.

Dat idee – dat de kinderen op school mij niet zo leuk zouden vinden – heb ik lang gehad. Tot op een zaterdagochtend bij ons de bel ging. Een jongen van school, laten we hem even Paul noemen, hing hijgend van het rennen aan de bel met in zijn kielzog een woedende winkelier. Paul had een rookbom de winkel in gegooid. Ik was er niet en toen André en de kinderen mij later verslag deden, vroeg ik aan Wrister waarom Paul toch in godsnaam bij ons zijn toevlucht had gezocht: zijn eigen huis was een stuk dichter bij die winkel. "Hij kwam voor jou" zei Wrister. Voor mij? "Ja, want jij kan heel goed problemen oplossen." Ik zei dat ik dacht dat de kinderen op school mij niet zo aardig vonden, en al helemaal niet zo'n 'troublemaker' als Paul, waar ik me vaak mee bemoeid had. "Juist wel," zei Wrister "de kinderen in mijn klas zeggen altijd dat ze het fijn vinden als jij ergens mee naartoe gaat. Want weet je, jij wordt niet gelijk boos als je iets gedaan hebt, maar jij hélpt, om het op te lossen." En dat is waar: ik zeg nooit alleen maar 'nee', ik doe altijd mijn best om samen een 'hoe dan wel' te zoeken.

Heb ik me toch al die jaren vergist: niet of je streng bent, vaak 'nee' zegt of wel of niet populair doet blijft bij ze hangen, maar de echte aandacht die je ze geeft. Toch prettig om te weten als opvoeder.

woensdag, mei 10, 2006

Een rondleiding aan 'de andere kant'


Altijd al benieuwd geweest hoe het er aan 'de andere kant' aan toe gaat?
Lees dan het nieuwste boek van Loes van Loon, dat eind april verschenen is. Het is een prachtig boek dat je werkelijk meeneemt naar gene zijde en waarin duidelijk uitgelegd wordt wat er gebeurt nadat je overgaat (= wanneer je fysieke lichaam sterft).
Dit is alweer haar vierde boek. Het eerste kwam uit in 2001: het was het laatste boek dat uitgegeven werd door de uitgeverij waar ik toen werkte, voordat deze failliet ging. Gelukkig heeft Loes toen een goed onderkomen weten te vinden bij uitgeverij Petiet, die sindsdien al haar volgende boeken uitgaf. En gelukkig voor mij wilde ze dat ik haar boeken bleef redigeren, wat ik elke keer met groot plezier doe.
Het mooie van de boeken van Loes, die ze samen met haar gids Hebenes schrijft, is dat het toegankelijk is voor iedereen. Ook als je helemaal niks weet van en voor het eerst kennis maakt met iets als 'de geestelijke wereld'. Daarnaast is Loes altijd lekker praktisch: geen zweverig gedoe maar 'wat kun je er hier mee' is altijd haar uitgangspunt.
Laat je meenemen: uitgeverij Petiet.

zondag, mei 07, 2006

Opvoeding 7: Ze zijn niet allemaal hetzelfde

Mijn moeder zei een keer tegen me: "Maar we hebben jullie allemaal hetzelfde opgevoed!" Ja, zo lijkt het te moeten: allemaal hetzelfde. Vreemd eigenlijk.

Want kinderen (mensen) zijn gelijkwaardig, ja, maar ze zijn niet hetzelfde. En dus ga je met elk kind anders om. Je merkt dat direct al, als ze net geboren zijn. Het ene kind roept iets heel anders in je op dan het andere. Ik ben bijvoorbeeld geen ontzettende 'knuffel-moeder'. Toch riep Quinten vanaf dag één knuffelneigingen in mij op. Dat lijfje riep er gewoon om aangeraakt te worden.

Nu gaat dat gevoelsmatig verschillend reageren op elk kind als vanzelf, maar als ze wat ouder worden krijg je te maken met meer praktische 'gelijkheids'-vragen: hoe laat naar bed, wanneer zelf naar school fietsen, zelfstandig ergens heen gaan, met vriendjes erop uit?

"Wanneer mag ik alleen naar school fietsen?" vroeg Quinten op een dag. Als je het kunt, antwoordde ik. "Hoe oud was Wrister toen hij het mocht?" Dat wist ik echt niet meer, want ik heb dat soort dingen nooit aan leeftijd verbonden. Ze mogen het als ze het kunnen, als ze eraan toe zijn of als het goed voor ze is. Zo komt het bij ons voor dat de een wel een snoepje mag nemen en de ander niet. Of dat Quinten later naar bed gaat dan Wrister. Want het ene kind heeft meer slaap nodig dan het andere. Dat weet je, dat zie je als moeder. Dan is het toch raar om bedtijd te verbinden aan leeftijd? Als ik dat zou doen, zou ik ze inderdaad gelijk behandelen, maar niet gelijkwáárdig. Want ik zou Wrister niet in zijn waarde laten als ik hem laat naar bed laat gaan, want daar kan hij niet tegen. En ik zou Quinten niet in zijn waarde laten als hij persé eerder naar bed moest als Wrister omdat hij toevallig jonger is, terwijl hij in een bepaalde periode minder slaap nodig had. Zelfs het zakgeld is bij ons niet gelijk. Toen Camiel 10 was kreeg hij meer zakgeld dan Wrister toen die 11 was. Maar ja, Camiel zat toen al in groep 8 en dan ga je er met je vrienden op uit, naar de bioscoop of zo.

We hebben er natuurlijk wel discussie over gehad. Er komt altijd een moment dat een van de kinderen zegt: "ja, maar die mocht het ook toen hij zo en zo oud was". Of een vergelijking met andere kinderen uit de klas, die iets mogen wat ze graag willen. Ik heb ze toen verteld dat ze ieder eigen mensen zijn, dat ze allemaal verschillend zijn, dat ik naar hen ieder kijk als aparte, unieke mensen en op basis daarvan beslis. Dat ik ze geen recht zou doen als ik met ieder hetzelfde om zou gaan. "Ik ga toch jou niet iets laten doen wat niet goed voor je is, wat je niet kunt of waar je niet aan toe bent? Of het je verbieden omdat het niet bij je leeftijd hoort terwijl je het wè l kunt? Dan zou ik je geen recht doen en je niet in je waarde laten. Dan zou ik mezelf een waarde-loze moeder vinden."

Dat begrepen ze, het werd zelfs ervaren als iets bijzonders: ze keken alsof ze een kadootje hadden gekregen. Sindsdien hebben we nooit meer 'maar-die-mag-het-ook!' discussies gehad. Ze vergelijken zichzelf niet meer met anderen; ze zijn hun eigen unieke zelf.

zaterdag, april 22, 2006

Opvoeding 6: Zeg niks wat je niet waar kunt maken

Met onze oudste twee had ik het makkelijk. Daar kwam ik pas achter toen Quinten geboren werd. Allerlei dingen die bij Camiel en Wrister vanzelf gingen, moest ik hem leren. En aangezien het nogal een excentriek en energiek exemplaar is met een uitgesproken eigen wil, kwam ik regelmatig in situaties terecht waarin ik in mezelf uitriep: dit wil ik helemaal niet!

Camiel en Wrister waren, zo klein als ze waren, altijd wel voor rede vatbaar. Bij Quinten moest ik gaan dreigen: als je niet..., dan... Had ik helemaal geen zin in. Hij rammelde constant aan mijn grenzen, en ook daar had ik helemaal geen zin in. Regelmatig voelde ik me tot aan die grens gedreven en dan ga je rare dingen roepen. "Als je nu niet komt, gaan we zonder jou weg!" Maar ja, je weet natuurlijk zelf ook wel dat je een kind van 3 niet alleen thuis laat. En dat wist hij ook.

Door hem heb ik twee belangrijke dingen geleerd: niets zeggen wat je niet waar kunt maken én consequent zijn. Dus alles wat je zegt ook dóen. En dat is niet altijd makkelijk. Dreinen en traineren bij het uitkleden-tandenpoetsen-plassen voor het naar bed gaan. Uiteindelijk zeg je dan: als je nu niet naar de wc gaat lees ik niet voor. Dan gaat hij niet en mag je dus niet voorlezen. Huilen in bed. Natuurlijk wil hij toch een verhaaltje. En dan niet smelten en overstag gaan. Dat is moeilijk. Dat doet zeer!

Het aardige is dat ik ontdekte dat ik het aan hem uit kon leggen. Ik vertelde hem dat als ik nu tóch een verhaaltje zou voorlezen, hij zou denken "oh, mama roept maar wat, ze meent het toch niet, dus ik kan gewoon doen wat ik wil". Dat ik hem dan juist zou leren níet te luisteren en dat we het dan elke avond erg vervelend zouden krijgen met elkaar. Hij keek me aan, hield op met dreinen om een verhaaltje en ging slapen.

Zo hebben wij thuis ook een opruimregel: als er opgeruimd moet worden en ze gaan vervolgens iets anders doen omdat ze klaar zijn, gooi ik alles weg wat is blijven liggen. Ze weten dat ik dat ook echt doe (ja, ook die nieuwe kleurdoos). En het werkt. Het is niet makkelijk om consequent te zijn, maar het werkt wel. Je kinderen nemen je daardoor serieus - want je neemt jezelf serieus. Het machteloze geschreeuw en gedreig is niet meer nodig.

Quinten is trouwens nooit voor een gat te vangen. Op een zondag moest er opgeruimd worden. Hij had lustig zitten knutselen en de hele vloer lag vol. Toen hij kwam melden dat 'ie klaar was, waren inderdaad al zijn spulletjes netjes opgeruimd. Maar de hele vloer lag nog vol met afval. "Ja, dat mag weg" zei hij. "Jij gooit toch alles weg wat blijft liggen?" De slimmerd.

donderdag, april 13, 2006

Opvoeding 5: wat bepaal je, wat niet?

In de tijd dat Camiel aan het proefzwemmen was voor zijn A-diploma, kwam hij een keer thuis met een spijkerrokje in plaats van zijn eigen korte broek. Quinten, die toen 3 was, was er helemaal weg van en trok het meteen aan. Ik had nog ergens een maillot, dus kon hij er ook de straat mee op. Dat was het begin van een periode van twee jaar waarin hij regelmatig jurken en rokken droeg. Toen hij vier werd en naar de basisschool ging, bleef hij ze dragen. Inmiddels had hij schouderlang blond haar, maar hij bleef een jongen: speldjes en andere typische 'meisjes-fliebeltjes' hield hij niet van en onder zijn paars-fluwelen bloemenjurk droeg hij kaplaarzen, anders "was het zo onhandig in de zandbak."

In die tijd kwamen diverse ouders naar mij toe om te zeggen dat ze het zo geweldig vonden dat ik hem dat liet doen. De eerste keer was ik verbaasd: ja, natuurlijk, waarom niet? Op die vraag kreeg ik nooit echt een antwoord. Het idee dat ik het niet toe zou staan was voor mij ondenkbaar. Waarom zou ik in godsnaam?

We hebben allemaal onze beelden, verlangens, ideeen over hoe we graag willen dat onze kinderen zijn of zullen worden. Daar is ook niks mis mee, want zonder verlangens en idealen kun je denk ik niet leven. Het probleem is alleen dat we veel van die wensen onbewust op onze kinderen plakken. En zonder dat we het in de gaten hebben, duwen en sturen we onze kinderen dan in een richting die wij graag willen. Maar is dat ook wat je kind wil?

De vraag is natuurlijk, waar ligt de grens tussen je kind laten doen wat hij wil en hem opvoeden. Want enerzijds wil je dat ze zichzelf kunnen zijn, anderzijds heb je als opvoeder ook de verantwoordelijkheid. Ik gebruik daarom als sleutel altijd de volgende vraag: wie draait er op voor de consequenties? Dat blijkt in de praktijk goed te werken.

Als ze naar buiten willen zonder jas terwijl het bar koud is, dan verbied ik het. Want als ze ziek worden zit ik met de gebakken peren. Maar naar school in een jurk? Prima. Wil ik dat mijn kind bepaalde kleren niet aantrekt en andere juist wel? Hoezo? Voor wie doe ik dat? Omdat ik mij schaam als hij er niet bij loopt volgens de heersende kledingcode? Dan doe ik dat niet voor mijn kind, maar voor mijzelf. En geef ik mijn kind de boodschap: wat jij wilt is niet goed. Dat is nogal wat.

Natuurlijk wil je graag dat je kind er leuk uitziet, dat 'ie geaccepteerd wordt, dat 'ie erbij hoort. Maar als dat betekent dat 'ie zichzelf niet kan zijn, wat leer je hem dan? Dat hij niet op zichzelf kan vertrouwen. En zelfvertrouwen – er mogen zijn zoals je bent – is toch wel een van de belangrijkste dingen die je je kind mee kunt geven.

Zoals Camiel, die in groep 5 eens naar school ging in een wollen legging met daarover een trui. Hij werd uitgelachen door een jongen in zijn klas. Wat heb je gezegd toen hij lachte, vroeg ik hem. "Het gaat niet om hoe het hoort, maar om wat je leuk vindt" had hij geantwoord. En op mijn vraag wat hij nu ging doen zei hij: "morgen weer aantrekken". Ik was trots op hem. Zelfvertrouwen maakt dat je zelf durft te bepalen wat je doet. Als je je oren naar anderen laat hangen wordt je gek: zoveel mensen, zoveel meningen. En welke moet je dan kiezen?

vrijdag, april 07, 2006

Opvoeding 4: wat moet er allemaal?

Kinderen willen van alles. En vaak: wat andere kinderen ook doen. Zo hebben wij het onderwerp 'de voetbal'. Nu heb ik een vreselijke hekel aan voetbal, dat wil zeggen, aan de sfeer er omheen. Ik vind het leuk om met z'n allen naar het Nederlands elftal te kijken; competitievoetbal interesseert me geen bal; maar aan de sfeer op voetbalvelden en aan 'voetbalvolk' heb ik ronduit een hekel.

Twee van onze jongens wilden graag op voetbal. Ik zag het al helemaal voor me: kunnen we eindelijk een beetje uitslapen in het weekend - na jaren van tropentijden - mag je op zaterdagmorgen vroeg op een voetbalveld gaan staan. Liefst in de regen. Brrrr. Ik moest er niet aan denken. En dan ook nog verplicht bardienst draaien enzo. Alleen al bij het idee voelde ik me doodongelukkig.

Dan heb je dus een dilemma: je kind wil iets graag wat jij ontzettend niet wilt.

Allerlei vragen had ik: In hoeverre sta ik 'in dienst' van mijn kinderen? Hoe zwaar weegt de druk van buitenaf? Want kinderen hebben tegenwoordig een drukke agenda: sport, muziek, toneel, dans, en graag ook nog iets creatiefs met je handen in een of ander atelier. En ouders worden een soort veredelde taxichauffeurs. Daar had ik dus helemaal geen zin in. Maar, mocht ik mijn weerzin zwaarder laten wegen dan de wens van mijn kind? En een andere vraag: in hoeverre wilden ze zelf? Of was het meer: de anderen doen het dus ik wil ook? En: wat kinderen willen is een ding, maar hoeveel van wat de kinderen doen, is eigenlijk wat de ouders willen? In mijn eigen 'opvoedingspakket' bijvoorbeeld was muziek een standaard onderdeel. Ik heb dat niet altijd als prettig ervaren. Bij mijn eigen kinderen heb ik dus de houding aangenomen: niks moet, als ze iets willen dan hoor ik het wel.

Daarmee kwam een opening in het dilemma: mijn kinderen moeten niks, maar waarom ga ik met mezelf niet net zo om als met mijn kinderen? Waarom moet ik zelf wel van alles? En wat gebeurt er als je dingen doet omdat ze moeten? Dan wil je er iets voor terug, om de boel weer in balans te krijgen. Dan krijg je een raar soort 'voor wat hoort wat' relatie met je kind. Ga je ongemerkt een boekhouding bijhouden. Als je iets doet wat je wilt dan hoeft dat niet, want dan 'kost' het je niet.

Dus ik heb ze verteld hoe erg ik het zou vinden om daar op zaterdagmorgen te moeten staan. Dat ik graag dingen voor ze wil doen, maar geen dingen die ik zelf heel verschrikkelijk vind. Dat begrepen ze, maar ze vonden het natuurlijk niet leuk. En dat heb ik nog vaak gevoeld - schuldgevoel! - en dat heb je dan te verdragen, want het is de consequentie van je keuze. Maar steeds wist ik ook: als ik meer geef dan ik kan, dus zonder er iets voor terug te hoeven, ga ik er zelf aan onderdoor en heeft niemand meer iets aan me.

Toch ontlastte het me wel toen de jongste zei: 'Goh mam, eigenlijk ben ik helemaal geen voetballer. Ik wilde het alleen maar omdat alle jongens in mijn klas erop zitten.' Misschien had ik anders besloten als ik het gevoel had gehad dat hij wel een echte voetballer was?

zondag, april 02, 2006

Wat is gidswerk eigenlijk?

Gidswerk betekent dat ik je help je weg te vinden in de geestelijke werkelijkheid die van invloed is op je aardse leven. Uitgangspunt daarbij zijn de vragen die jij hebt. Deze leggen we voor aan de geestelijke wereld en wat er daarna gebeurt is altijd een verrassing – ook voor mij.

Soms verschijnen er geestelijke wezens die mij vertellen en laten zien wat er in je leven aan de hand is, andere keren komt de benodigde informatie rechtstreeks bij mij binnen vanuit het collectieve geheugen (de akasha-kroniek, zeg maar de grote bibliotheek in de geestelijke wereld waarin de hele wereldgeschiedenis is opgeslagen). De wezens die verschijnen kunnen van allerlei pluimage zijn. Soms zijn het overledenen die je in dit leven gekend hebt, soms zijn het leden van je ‘geestelijke familie’, er kunnen zich engelwezens aandienen en andere keren verloopt de communicatie via mijn eigen gidsen en begeleiders.

Ook hoe we tijdens de sessie aan het werk gaan is elke keer verschillend. Elk mens is tenslotte uniek. Standaard benaderingen en oplossingen heb ik nog nooit meegemaakt. Om je toch een indruk te geven van wat er zoal kan gebeuren, hieronder wat voorbeelden.
  • Er kunnen knelpunten liggen in het onbewuste verleden. Dit verleden kan zowel je vroege jeugd als een vorig leven betreffen. Je helpers, begeleiders en dierbaren in de geestelijke wereld vertellen mij op welke manier deze informatie het beste voor jou ervaarbaar gemaakt kan worden. Bij de één gebeurt dat d.m.v. een regressie, bij de ander simpelweg door het verstrekken van informatie.
  • Het komt voor dat er onaffe kwesties zijn met overledenen. Vaak heb je zelf niet in de gaten dat daar de schoen wringt, maar in zo'n geval vindt een uitwisseling plaats met de overledene en kunnen bepaalde zaken uitgewerkt worden, zodat beide partijen weer verder kunnen (want dat geldt evenzeer voor de overledene: aan de andere kant leef en ontwikkel je je ook!).
  • Je huidige relaties (werk of intiem) kunnen je in de weg lijken te staan om de stappen te nemen die nodig zijn om je gelukkig* te voelen en te doen wat bij je past. Vaak liggen daar oude patronen aan ten grondslag die je in de huidige relatie hebt ingepast. We gaan dan door die onderliggende, verborgen patronen heen zodat je ze kunt gaan waarnemen, voelen en herkennen en vervolgens, als je dat wilt, de beslissingen kunt nemen die nodig zijn om dat te veranderen.
  • In deze tijd zijn veel mensen op zoek naar hun kwaliteiten: wat heb ik de wereld te bieden? Soms heb je zelf niet in de gaten dat je gaven hebt en dat het je bedoeling is daarmee aan het werk te gaan. Informatie, oefening en healing kunnen je helpen hiermee aan de slag te gaan in het dagelijkse leven.
  • Sommige mensen hebben last van plaaggeesten. Deze kunnen onverklaarbare klachten veroorzaken, klachten waarbij tot nu toe geen enkele remedie uitkomst heeft geboden. Als dat het geval is gaan we aan de slag om jullie van elkaar los te krijgen, zodat jullie beiden verder kunnen. 


Omdat in de geestelijke wereld precies geweten wordt wat er aan de hand is en precies de juiste toon en snaar wordt geraakt, komen de meeste mensen maar één keer bij mij in de praktijk. Dan is het betreffende vraagstuk opgelost en kunnen ze weer verder. Anderen worden juist aangestoken door de wereld die voor hen open is gegaan en willen die graag verder verkennen en in hun leven gaan gebruiken. In dat geval kunnen we verder met spirituele coaching: gesprekken die we met meer dan 2 personen voeren, want de geestelijke wereld spreekt via mij ook mee.

 


*je 'gelukkig' voelen is voor mij niet hetzelfde als je prettig voelen. Je gelukkig voelen is volgens mij dat je je op je plaats voelt in je leven, dat het leven dat je leidt jouw leven is,voortkomend uit jouw keuzes, met alle lief en leed dat daarbij hoort.

Laatst bijgewerkt: dec.2011

vrijdag, maart 31, 2006

Opvoeding 3: is het jouw huiswerk of dat van hen?

Op een dag komen ze thuis met huiswerk. Dat begint zo heel langzaamaan in groep 5. Een beetje topo, een rijtje dicteewoorden... en in de loop van de schooljaren wordt dat steeds meer. Dat huiswerk van je kind, hoe ga jij daarmee om?

Toen Camiel steeds meer huiswerk kreeg, merkte ik dat ik me er verantwoordelijker voor voelde dan hij. En ik zag het al helemaal voor me: straks heb ik er drie met huiswerk, en dan verzuip Ìk erin. Alleen al bij het idee liep m'n hoofd om. Daar moest ik snel verandering in brengen, maar hoe?

Ik was me ervan bewust dat ik, door me verantwoordelijk te voelen voor zijn huiswerk, hem de kans ontnam om er zelf verantwoordelijkheid voor te zijn. Want zolang ik het was, kon hij erop vertrouwen dat ik er wel aan dacht, dus hoefde hij dat niet te doen. Dat begreep ik, maar ik durfde het niet los te laten omdat ik bang was dat het dan verkeerd zou gaan. En ik vond het ook niet eerlijk om me er ineens niet meer mee te bemoeien en hem, zonder dat 'ie het zelf wist, in het diepe te laten plonzen. Tijd voor familie-overleg dus.

Tijdens het avondeten heb ik ze voorgelegd waar ik mee zat. Dat ik me verantwoordelijk voelde voor hun huiswerk, maar dat ik dat niet wilde en ook niet juist vond, want het is hun huiswerk en dus hun verantwoordelijkheid. Over dat uitgangspunt waren we het met elkaar eens. Toen heb ik gezegd dat ik niet wist hoe ik dat kon veranderen en gevraagd of zij me wilde helpen en misschien ideeen hadden over hoe we het dan anders zouden kunnen gaan doen.

Daar kwamen zeer constructieve voorstellen uit, zoals manieren waarop ze er zelf voor konden zorgen dat ze het niet vergaten (het op de w.c.-kalender schrijven bijvoorbeeld, want in hun agenda kijken ze niet, blijkt in de praktijk). Ook spraken we af, op voorstel van Camiel, dat ik hen er 1 keer aan herinner, op een moment dat ze het huiswerk direct kunnen gaan doen. "Doe ik het dan niet en vergeet ik het daarna, dan heb ik een probleem."

En zo hebben we het sindsdien gedaan. Ik heb mezelf in het begin regelmatig moeten tegenhouden: 'nee, niet mee bemoeien, laat hem er zelf voor zorgen' en soms voelde dat als mezelf geweld aandoen. Want je wilt gewoon ontzettend graag dat je kind het goed doet op school. Dat was een zure appel waar ik 'even' doorheen moest. Maar inmiddels kan ik echt voelen dat het hun huiswerk, hun opleiding, hun toekomst is en heb ik het losgelaten. Ik beperk me alleen nog tot hulp bieden als ze daarom vragen en ze leren hoe je kunt leren.

Ach, en af en toe probeert een van de kinderen het nog eens: "Mam, mag ik met m'n vrienden naar het plein?" En dan zeg ik dat ik daar geen antwoord op kan geven omdat ik niet kan beoordelen of 'ie z'n huiswerk dan afkrijgt, dus dat 'ie dat zelf moet beslissen. In negen van de tien gevallen besluiten ze dan om niet te gaan.

vrijdag, maart 24, 2006

Opvoeding 2: kijk uit wat je zegt: je kind gelooft het

We kennen ze allemaal: die situaties waarin je met je handen in je haar staat en lelijke dingen tegen je kind zegt. Zo'n uitroep komt voort uit je eigen onmacht, maar ondertussen heb je wel iets over je kind gezegd: Jij denkt alleen aan jezelf! of: Bah, wat ben jij onaardig, of zelfs: Lelijkerd! Vul zelf maar in; wat zeg jij tegen je kind?

Waar je op zo'n moment, midden in al je frustratie, niet bij stil staat, is dat een kind dit allemaal gelooft en voor waar aanneemt. Je ouders zijn je goden: je bent van hen afhankelijk, zij zijn degenen die 'het allemaal weten' en die jou leren hoe je het moet doen en hoe alles in zijn werk gaat. Een kind heeft van nature een rotsvast vertrouwen in z'n ouders. Hij kan ook niet anders, want zonder ouders is hij nergens.

Deze opmerkingen vestigen in de loop van de tijd een diep geworteld zelfbeeld bij je kind en het lastige ervan is: het is onbewust. Een kind hoort zijn 'goden' zeggen dat hij een egoist is, dus is het waar. En het kan heel lang duren voor je later van zo'n zelfbeeld af komt, als je het je al bewust wordt.

Ik heb mezelf aangeleerd om tegen mijn kinderen niet te spreken in de 'jij bent'-vorm maar in de 'ik ervaar'-vorm. "Ik vind dit vervelend en ik zou het fijner vinden als..." is heel wat anders dan "jij bent vervelend". En "He, ik ben er ook nog, voor mij moet het ook leuk zijn" is heel wat anders dan "egoist!".

De moeilijkheid zit 'm in het feit dat we op zo'n moment waarschijnlijk alleen maar onze eigen ouders nadoen. We weten zelf niet beter en zeggen alleen maar na wat ons toegevoegd is toen we klein waren. En dat zijn we ons vaak niet bewust.

Hoe zit het daarmee? Wat is er tegen jou gezegd toen je klein was? En ben je het daar eigenlijk mee eens? Klopt dat met wie jij werkelijk bent of wilt zijn? Loop je de hele tijd van alles voor je kind te doen, zelfs te sloven, omdat je bang bent dat je anders een egoist bent? Dan deed je moeder dat waarschijnlijk ook en noemde jou een egoist als je daar geen oog voor had en jij 'alleen aan jezelf dacht'. En dat geef je nu door aan je eigen kind, die dat dan later ook weer gaat doen.

Het is wel de moeite waard om eens te kijken naar wat jou toegevoegd is en te beslissen wat daarvan wel en wat daarvan niet bij jou past. Dan kun je namelijk kiezen hoe je wilt zijn en hoef je niet bang te zijn een egoist genoemd te worden als je eens voor jezelf kiest en zegt: "nee, hier heb ik nu geen zin in, ga maar iets doen wat je zonder mij kunt doen." Dan hoef je je kind ook geen egoist meer te noemen omdat jij geen nee kunt zeggen. Daarmee bespaar je je kind een hoop ellende, want alle 'oude rommel' die je in jezelf opruimt, bespaar je je kinderen.

vrijdag, maart 17, 2006

Opvoeding 1: het 'fout' durven laten gaan

In de tijd dat je kinderen krijgt zijn er altijd wel mensen die je ontmoet en waarmee je contact hebt puur en alleen doordat je tegelijkertijd kinderen krijgt. Zo kende ik in die tijd de echtgenote van een collega die op ongeveer dezelfde tijd haar eerste kind kreeg als ik. Allebei kregen we een jongen.

In de periode dat de jongens gingen lopen, was ik een keer bij haar op de koffie. Hun eerste wankele stappen hadden ze al achter de rug; inmiddels konden ze een wandeling van zo'n 10 stappen maken. Doelbewust ergens naartoe.

Wij zaten gezellig koffie te drinken, de jongens waren lekker aan het spelen en rondhobbelen, afwisselend lopend en kruipend. Hoewel, gezellig, mijn vriendin zat geen seconde rustig op haar stoel, druk als ze het had met continu de weg vrijmaken voor haar zoon en voorkomen dat er iets mis zou gaan.

Op een bepaald moment wil Camiel, mijn zoon, van de stoel waar ik zat naar de andere kant van de kamer lopen om daar iets van de bank te pakken. Halverwege staat echter een tafel op hoofdhoogte. Je snapt het al: je voorziet dat hij daar tegenaan gaat lopen. Wat doe je op zo'n moment?

Ik dacht daar verder niet bewust over na, ik bleef in mijn stoel zitten en Camiel liep met zijn hoofd tegen de tafel. Ik werd me mijn keuze om niet in te grijpen pas bewust op het moment dat mijn vriendin verschrikt uitriep dat dit toch echt niet kon. Ze vond me hard en ze vond het gemeen.

In eerste instantie ga je aan jezelf twijfelen en ik heb er lang over nagedacht. Ik observeerde mezelf en merkte dat ik dit consequent zo deed. Was ik gemeen?

Een mens leert door vallen en opstaan en vooral: door eigen ervaringen. Ik kan mijn kinderen behoeden zich pijn te doen – en soms doe je dat ook als het gevaarlijke situaties met zich meebrengt die een kind niet kan overzien – maar het is ook een kunst om je kinderen te laten leren. Dat betekent dat je soms iets mis laat gaan, waardoor ze uit eigen ervaring ondervinden dat ze daarop moeten letten of het de volgende keer beter anders kunnen doen. Als je het consequent probeert te voorkomen, leert je kind niets en blijf jij rennen.

Het is niet alleen een kunst om dingen mis te durven laten gaan, het is ook liefdevol om je kind de ruimte te geven om iets te leren. En zolang je er als volwassene bij bent, de risico's inschat en je kind troost als het 'mis' is gegaan, geef je je kind iets mee voor het leven: ik mag fouten maken om te leren en als het mis gaat ben ik veilig.

Mijn vriendin heeft waarschijnlijk nog jaren achter haar kind aangerend. Mij heeft ze een geschenk gegeven: door haar opmerking ben ik me van deze verantwoordelijkheid - mijn kinderen fouten te durven laten maken - bewust geworden en heb ik het nog veelvuldig gedaan. Mijn kinderen zijn inmiddels bijzonder zelfstandig.

Het mooie van gidswerk

Wat ik het mooie vind van gidswerk is dat het altijd precies op maat is. En dat past zo bij deze tijd: eenheidsoplossingen (regels) werken niet meer. Als Jantje hier komt met probleem A, komt de geestelijke wereld met een oplossing die totaal anders is dan wanneer Pietje hier komt met hetzelfde probleem. Je kunt het dus ook niet op een school leren of in een boek schrijven.
Ik ben elke keer weer verrast door de oplossingen waarmee de begeleiders aan gene zijde komen en vooral de creativiteit ervan. "Hoe verzinnen ze het" denk ik vaak. En elke keer is het weer een schot in de roos, precies wat iemand nodig heeft.
Ik ben ook wel blij dat het allemaal niet van mij afhangt, want ik zou waarschijnlijk niet veel verder komen dan "ah, probleem A? Hup, oplossing B." Het enige waar ik voor moet zorgen is dat mijn kanalen openstaan, dus dat ik goed kan horen en zien. Dat betekent dat ik zelf ook constant in beweging ben. Maar ook dat regelt zichzelf. Als ik soms eens 'ergens doorheen moet' heb ik zomaar geen afspraken met cliënten staan en als ik er doorheen ben beginnen ze weer te bellen. Ik zeg altijd: ik heb een goeie secretaresse daarboven. Daar kan ik dan maar beter goed naar luisteren en niet mijn eigen zinnetje doen.
Zo had ik een keer helemaal geen een afspraak staan in een week. Denk ik gelijk dat er iets met mij aan de hand is. Maar wat bleek: in die week gingen ze bij de buren met een drilboor aan de gang. Hoefde ik mooi niemand af te bellen. Dat regelen ze allemaal goed daarboven.
Maar dat was in het begin gelijk al duidelijk. Toen me duidelijk gemaakt werd dat ik dit werk ging doen en vroeg: maar hoe komen die mensen dan bij mij terecht? Zei Juria, een van mijn begeleiders: dat is nou precies het enige waar jij je niet druk over hoeft te maken, dat regelen wij. En zo is het gegaan.
In de loop van de jaren heb ik geleerd daarop te vertrouwen. Omdat mijn praktijk heel druk is, duurt het soms langer dan je wilt voordat je een afspraak hebt. En altijd blijkt uiteindelijk de timing perfect. Hoe vaak heb ik niet gehoord dat men zegt: 'achteraf gezien was het goed dat de afspraak nu pas was, want..." Evenzo komt het regelmatig voor dat er ruimte in mijn agenda gemaakt wordt zodat iemand eerder kan komen. Dat is dan blijkbaar nodig.

donderdag, maart 16, 2006

Praktijk voor gidswerk

Soms zijn er omstandigheden in je leven die je niet kunt begrijpen of oplossen met de gegevens die je vanuit het hier en nu tot je beschikking hebt. Omstandigheden waar je niet gelukkig mee bent en die je ervan weerhouden het leven te leven zoals je dat zou willen. Omstandigheden waardoor je de indruk hebt dat het leven zelf je tegenhoudt te doen wat jij wilt. Misschien heb je al van alles gedaan om hier inzicht in te krijgen - boeken lezen, workshops volgen, gesprekken, therapie - en heb je instrumenten aangereikt gekregen om hier verandering in aan te brengen... en toch kom je er niet doorheen, het lost niet echt op.

Wij zijn gewend naar het leven te kijken vanuit de zintuiglijk waarneembare wereld. Dit is echter maar een deel van onze werkelijkheid. Achter deze wereld gaat een heel andere wereld schuil. Een onstoffelijke wereld die, zonder dat wij het in de gaten hebben, een grote invloed heeft op wat zich op het aardse vlak uitdrukt. Zonder deze onstoffelijke wereld in ogenschouw te nemen, is het vaak moeilijk te begrijpen wat er in je aardse leven gebeurt.

Voor veel mensen komt er een moment waarop ze tot de conclusie komen dat er meer moet zijn dan het psychische, mentale en emotionele vlak waarop ze tot nu toe hebben geprobeerd de obstakels of vraagstukken in hun leven aan te pakken. Als jij daar nu bent, kun je mij raadplegen om je door deze geestelijke werkelijkheid heen te gidsen. Want jouw werkelijkheid is veel groter, beslaat een grotere geschiedenis, dan die van je huidige (fysieke) leven. Sterker nog: de omstandigheden in je leven zijn een product van deze geschiedenis. Ik heb het vermogen meegekregen om in deze geestelijke wereld te schouwen. Om waar te nemen waar de omstandigheden in je leven vandaan komen en waar het naartoe wil.

Ons grootste probleem is dat wij denken dat wij mensen zijn die worstelen met het geestelijke. Maar wij zijn geestelijke wezens die worstelen met het menselijke. Als geestelijk wezen ga je een ontwikkeling door die vele aardse levens beslaat. Als je inzicht kunt krijgen in je ontwikkelingsproces en je voornemens voor je huidige incarnatie, ontstaat er een perspectief waardoor je verder kunt met je leven. Ik help je de weg te vinden in deze onstoffelijke, geestelijke wereld.

Je kunt in principe alleen de weg vragen voor jezelf. Hierop bestaat één uitzondering: ouders mogen de weg vragen voor de (jonge) kinderen waar zij verantwoordelijkheid voor hebben gekregen. Zodat ze hen beter bij kunnen staan en kunnen steunen terwijl zij opgroeien.

Laatst bijgewerkt: dec.2011