zaterdag, november 17, 2012

Ziel en geest – 5

Een andere uitwas van de voorbije ontwikkeling is de excessieve drang om zeker te stellen dat er niets ‘fout’ gaat. In deel 4 is duidelijk geworden dat de wijze waarop wij goed en fout indelen eenzijdig uitgaat van de aardse werkelijkheid en voorbij gaat aan de betekenis die dit heeft voor onze ontwikkeling. Binnen het kader van deze eenzijdige definitie zijn we helemaal doorgedraaid in het organiseren van zekerheid.

Dat is namelijk iets wat ons aardse denken graag wil: zeker weten dat het ‘goed’ gaat. Er is hier op aarde echter maar één ding zeker en dat is dat we op een goede dag ‘dood’ gaan, althans, ons lichaam. Verder zijn er geen garanties. En dit is een lastige, want niet weten wat het nieuwe ontwikkelingsparadigma (het nieuwe besturingssysteem) in gaat houden is iets wat ons denken bijna niet kan verdragen. En toch is dat precies wat er nu van ons gevraagd wordt: alle zekerheden loslaten. Want de zekerheden uit het oude systeem, dus hoe we gewend zijn dat het werkte, gaan niet meer op. We zien nu in onze maatschappij dat de oude, formele structuren er alles aan doen om de zekerheid in stand te houden, door excessieve regelgeving uit te vaardigen (of daar om te vragen). Ondertussen zien we in de wereld het tegenovergestelde gebeuren: alle zekerheden verbrokkelen. Financiële zekerheid, economische zekerheid, ons sociale verzekeringsstelsel, de ‘waarde’ van ons huis, ons pensioen...

Dit zijn allemaal bewegingen die ons noodzaken om los te komen van onze eenzijdige kijk op het leven vanuit het aardse denken. We zijn zo doorgedraaid in het zorgen voor zekerheid, dat het inmiddels het leven voorkomt. Het middel (ons aardse leven is een middel om te ontwikkelen) is doel geworden. De zekerheid van een inkomen is belangrijker geworden dan werk doen waarin je jezelf uit kunt drukken. Om maar niet ‘alleen’ te zijn, zijn we bereid onszelf af te wijzen, hetgeen juist diepgevoelde eenzaamheid veroorzaakt. Het begint al vroeg: Een kind mag tijdens het speelkwartier niet meer vallen, want dan wordt de school aansprakelijk gesteld. Terwijl vallen en stoten de manier is waarop wij leren... Wij leren onze kinderen op school al dat ze niet mogen leren. We zijn zo bang geworden dat er iets ‘fout’ gaat dat we niet meer durven leven. Het paard achter de wagen gespannen.

Als je te sterk hecht aan uiterlijke zekerheden, zullen deze je juist ontvallen om je te helpen ervan los te komen. Als je bijvoorbeeld sterk hecht aan de status van je baan of de hoeveelheid geld die je daarmee verdiend, zonder dat je in de eerste plaats houdt van het werk dat je doet, dan zal hieraan gerammeld worden. Niet omdat je iets fout doet maar omdat het in de nieuwe tijd zo werkt: waar je van houdt zul je behouden, omdat het met jou resoneert en dus trek je het aan. En andersom. Als je iets doet wat je een aardse garantie geeft terwijl je er eigenlijk niet achter staat, stoot je het af. Doordat de vaste materie op een hogere klank gaat trillen, wordt deze beweeglijker. De aards-materiële werkelijkheid geeft sneller dan voorheen vorm aan de trilling die jij uitzendt.

We hebben al onze vermeende zekerheden los te laten om in de nieuwe ontwikkeling te komen. Dat helpt ons om uit de eenzijdige kijk van het denken te komen zodat het denken weer zijn plaats in kan gaan nemen t.o.v. het voelen en het willen. Het voelen staat daarbij in het midden. Het denken is koud en star, het willen is warm en beweeglijk. Kijk maar naar je lichaam: Je hersenen zijn blauwig wit en liggen zeer geordend in je schedel. Als er teveel beweging in komt functioneert het niet meer (bv een hersenschudding). Je wilsgebied, de onderbuik, is een warme, rode, rommelige boel. Daar geldt juist: als er geen beweging is functioneert het niet meer. Beide zijn eenzijdig; de ene pool neigt tot verstarring en begrenzing, de andere tot onbegrensde beweging. Daartussen ligt het gevoelsgebied: hart en longen, het ritmische systeem dat boven- en onderpool verbindt. Daar komen het koude blauw en het warme rood samen in de in- en uitademing die het hart voorziet van zuurstofrijk bloed (rood) en zorgt voor de afvoer van zuurstofarm bloed (blauw). Nu de ontwikkeling van het zelfstandige denken tot een voltooiing komt, heeft het denken zijn primaat los te laten en samen te gaan werken met het willen d.m.v. het voelen, waar de coördinatie plaatsvindt. Op die manier kunnen we enerzijds het denken verwarmen door de actieve scheppende kracht van het willen, anderzijds de wil begrenzen door de stabiliteit en geordendheid van het denken. Dit gebeurt via het midden, het gevoelsgebied, waar onder en boven elkaar kruisen. Zowel fysiek (denken en willen) als geestelijk (hemel en aarde). Daarin staat het hart symbool voor de goddelijke Liefde en de longen voor de interactie tussen binnen- en buitenwereld en daarin je eigen ruimte innemen.

De wijze waarop dat plaatsvindt is: onzekerheid. Onzekerheid = het niet (meer) wéten. Dat noodzaakt ons om op iets anders te gaan varen dan alleen het denken. Want als je het niet meer wéét wordt je gedwongen het anders te gaan doen. Het wordt steeds noodzakelijker je besluiten te nemen met je hart en je hoofd te gebruiken bij hoe je het doet. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan maar je mag erop vertrouwen dat het leven je helpt. We krijgen allemaal zachte duwtjes om het anders te gaan doen. Als je die zachte duwtjes negeert krijg je gewoon een harder zetje, waardoor je struikelt. En als je daarna verder gaat op de oude weg krijg je een hardere duw en ga je op je gezicht. Niet omdat je het ‘fout’ doet, maar om je aardse zelf duidelijk te maken dat je op deze manier in de nieuwe ontwikkeling niet verder kunt. En wie geeft je die duwtjes? Jij zelf, jouw goddelijke geest. En de aardse werkelijkheid helpt daarbij. Een blessing in disguise.


Samenvattend kun je zeggen: We bewegen van het oordelen over goed en kwaad naar een dynamisch gebruik van ons ontwikkelde oordeelsvermogen: wat in de ene situatie of voor de ene persoon het goede is om te doen is dat in een andere situatie of voor een ander precies niet. En ‘goed’ is: alles wat het leven voedt. Omdat het eenzijdige denken, dat streeft naar zekerheid en vastheid, inmiddels een uniforme eenheidsworst produceert die aan deze uniciteit van individuen en situaties geen recht doet, en tegelijkertijd de aanwezigheid van ons unieke geestwezen steeds duidelijker wordt, ontstaat op een natuurlijke wijze bij steeds meer mensen de drang of de noodzaak om niet meer in de pas mee te marcheren. De beweging die daarbij gemaakt kan worden is niet die van een tegenstelling, dus vechten tégen, maar kiezen vóór. Op die wijze zullen systemen die oud zijn aan kracht verliezen, omdat ze omzeild worden en buiten spel komen te staan. Dit geldt voor de maatschappij, als ook voor je persoonlijke leven.

~wordt vervolgd~

Geen opmerkingen: