Als ik heel eerlijk ben... ik vind ze een ramp, kinderpartijtjes. Het is bedoeld om leuk te zijn, maar nadien ben je helemaal gevloerd. Je ligt voor dweil in je stoel en kunt geen pap meer zeggen.
Ik kan me er dus wel wat bij voorstellen dat ouders ervoor kiezen om buiten de deur een programma te laten verzorgen, maar mijn hemel, moet je kijken wat dat kost! Als je één kind hebt is dat nog te doen, maar wij hebben er drie. Daarnaast had ik misschien ook een romantisch beeld: een gezellige Hollandsche spelletjes verjaardag, net als vroeger toen ik zelf klein was.
Maar ja, kinderen zijn niet meer zoals vroeger. Daar kwam ik het allereerste partijtje al achter. Er stonden ongeveer 5 verschillende soorten drinken op tafel, maar toch vroeg een van de kinderen of er misschien ook nog iets anders was. Ik viel even stil en zei toen van niet. Niet omdat het er niet was, maar omdat ik hier de grens had gesteld. Ook vonden sommige kinderen bepaalde spelletjes niet leuk en deden dan gewoon niet mee. Ook daar moest ik even aan wennen, maar goed, als je niet wilt hoeft het natuurlijk niet. Kinderen zijn veel zelfbewuster dan vroeger en dat vind ik eigenlijk wel mooi.
Toch voelde ik dat daar voor mij ook een grens aan zat. Ik bedoel, het is heel leuk, al die zelfbewuste kinderen die weten wat ze willen en dat ook zeggen, maar voor je het weet bepalen ze de hele boel. Als je daar geen grenzen aan stelt eindig je met een bos stuiterende jongetjes en gillende meisjes in je huis en ben je alleen nog bezig politie-agentje te spelen... echt helemaal niks aan.
Het heeft een tijdje geduurd voor ik daar een goede modus in vond. Ik ben begonnen met: er móet niks, maar ik bepaal wat mág. Dat werkte aardig goed, maar voorkwam niet dat ik me af en toe toch in het apenhuis van de dierentuin waande. Overigens viel me daarbij wel op: hoe groter het aandeel jongetjes, hoe makkelijker het uit de hand liep. Camiel en Wrister hebben altijd ook meisjes uitgenodigd en dat gaf balans in de sfeer tijdens een feestje. Ik heb geen ervaring met alleen meisjes, maar ik kan in elk geval vertellen: alleen jongetjes is h-e-e-l e-r-g druk.
Toen Quinten 7 werd waren er 7 jongetjes (ze mogen bij ons altijd zoveel kinderen uitnodigen als ze oud worden, want hoe jonger ze zijn, hoe meer je er je handen aan vol hebt). En het was duidelijk dat ik direct paal en perk moest stellen. Dus na het even aangekeken te hebben riep ik nogal bars "stilte" en vervolgde "er zijn hier drie regels: 1. als ik praat houden jullie je mond; 2. je trekt en sjort niet aan elkaars lijf en 3. niet achter elkaar aan rennen en op de grond dweilen." Toen was het stil en kon ik het eerste spelletje uit gaan leggen.
Halverwege mijn eerste zin begon er een doorheen te tetteren, dus hield ik mijn mond en wachtte. Een paar kinderen die wel aan het luisteren waren keken mij vragend aan en ik zei "het is jullie feestje, ik hoef geen spelletjes te doen, dus ik wacht wel" waarna deze kinderen de anderen aanmaanden stil te zijn.
Het heeft goed gewerkt. Het was een leuk partijtje. Enige discipline kan geen kwaad en ik heb gemerkt: weinig, maar duidelijke regels, dat werkt. Daarbinnen kunnen ze hun gang gaan en dat is iets wat ze blijkbaar kennen, want sommige kinderen noemden me die middag per ongeluk 'juf'.
Logica brengt je van A naar B. Verbeelding brengt je overal. (Einstein)
dinsdag, juni 13, 2006
vrijdag, juni 02, 2006
Opvoeding 10: Waarnemingen serieus nemen
Camiel zat een half jaar op school toen hij naar groep 2 ging. Het was na de zomervakantie en hij kreeg een nieuwe juf. Groep 1 was een succes geweest, hij had het naar zijn zin, hoewel hij ook enigszins teleurgesteld was: hij had gedacht op school andere talen te gaan leren - het werd knippen en plakken. Maar de verhalen waar hij nu mee thuis kwam... niet dat 'ie nou zo ontzettende veel vertelde, maar wat hij vertelde klonk anders. En er zaten ook wat rare dingen bij. Zo vertelde hij dat de juf, toen ze hem een rekenwerkje gaf, had gezegd "dat kun je toch niet". En meer van dat soort demotiverende teksten, waarvan ik dacht "dat ká n niet waar zijn, zulke dingen zegt een juf toch niet?".
Ik wist niet zo goed wat ik er mee aan moest, maar je kunt maar een ding doen: er met de juf over praten. Dus heb ik haar de dingen voorgelegd die Camiel me had verteld en zoals ik al verwachtte, sprak zij dat tegen. En ik nam dat direct van haar aan, want ik kon me het gewoon niet voorstellen. Toch had ik ook niet het gevoel dat Camiel het uit z'n duim zoog. Ik wist eigenlijk niet wat ik ermee aanmoest.
Toen ik hem op een dag uit school haalde vroeg hij me wat al dat geel toch was op school. "Wat bedoel je," vroeg ik "waar zie je geel?" Hij zag het overal... in de klas, op het schoolplein... het hing gewoon in de lucht. "Zie je nog meer kleuren," vroeg ik hem. "Ja" zei hij, met een toon alsof het de normaalste zaak van de wereld was "maar hier is zoveel geel." Zie je ook kleuren om mij heen? "Ja." En om andere mensen? Ja dus, hij zag overal kleuren. En ineens viel een aantal dingen bij mij in een potje. Ik zag mezelf op zolder de was doen, terwijl Camiel op de trap zat. Ik liep ergens aan te denken, vroeg me iets af en... hij gaf zomaar antwoord. Zou hij soms helderziend zijn of zoiets? En zou hij dan misschien ook dingen horen die de juf dénkt, maar niet zégt? Nou wist ik toen niet veel van dat soort dingen, maar een ding wist ik wel: dat helderzienden hun eigen aura niet kunnen zien. Dus vroeg ik hem of hij om zichzelf heen ook kleuren zag. Hij wrong zich in allerlei bochten, keek ook nog in de spiegel en zei toen "nee". Op dat moment was dat voor mij een soort 'bewijs'. Op allerlei manieren checkte ik vervolgens of hij mijn gedachten kon raden en - om een lang verhaal kort te maken - ik heb hem geleerd om erop te letten of mensen hun mond bewogen als hij ze iets hoorde zeggen. Bewoog die mond niet, dan dachten ze het en dus moest ik hem, met zijn vier jaar, ook leren dat veel mensen iets anders zeggen dan ze denken.
Vervolgens ben ik me in het onderwerp gaan verdiepen en kwam tot de ontdekking dat veel jonge kinderen dit soort 'gaven' hebben, die later vaak weer verdwijnen (maar soms ook niet). Ik werd me er met een tamelijk overdonderend gevoel van bewust dat onze kinderen veel meer waarnemen dan wij in de gaten hebben (en soms misschien zelfs dan wij willen of prettig vinden). Dat vond ik nogal een verstrekkende ontdekking, met grote implicaties. Hierdoor heb ik geleerd om iets wat een kind zegt nooit zomaar weg te wimpelen, simpelweg omdat ik me niet voor kan stellen dat het waar is. Ik kon me tenslotte ook niet voorstellen dat de juf dit soort dingen zei, maar later - toen Camiel naar een andere school ging - bleek dat ze het niet eens was met zijn vroege overgang naar groep 2, ze was er namelijk van overtuigd dat hij het niet kon...
Ik wist niet zo goed wat ik er mee aan moest, maar je kunt maar een ding doen: er met de juf over praten. Dus heb ik haar de dingen voorgelegd die Camiel me had verteld en zoals ik al verwachtte, sprak zij dat tegen. En ik nam dat direct van haar aan, want ik kon me het gewoon niet voorstellen. Toch had ik ook niet het gevoel dat Camiel het uit z'n duim zoog. Ik wist eigenlijk niet wat ik ermee aanmoest.
Toen ik hem op een dag uit school haalde vroeg hij me wat al dat geel toch was op school. "Wat bedoel je," vroeg ik "waar zie je geel?" Hij zag het overal... in de klas, op het schoolplein... het hing gewoon in de lucht. "Zie je nog meer kleuren," vroeg ik hem. "Ja" zei hij, met een toon alsof het de normaalste zaak van de wereld was "maar hier is zoveel geel." Zie je ook kleuren om mij heen? "Ja." En om andere mensen? Ja dus, hij zag overal kleuren. En ineens viel een aantal dingen bij mij in een potje. Ik zag mezelf op zolder de was doen, terwijl Camiel op de trap zat. Ik liep ergens aan te denken, vroeg me iets af en... hij gaf zomaar antwoord. Zou hij soms helderziend zijn of zoiets? En zou hij dan misschien ook dingen horen die de juf dénkt, maar niet zégt? Nou wist ik toen niet veel van dat soort dingen, maar een ding wist ik wel: dat helderzienden hun eigen aura niet kunnen zien. Dus vroeg ik hem of hij om zichzelf heen ook kleuren zag. Hij wrong zich in allerlei bochten, keek ook nog in de spiegel en zei toen "nee". Op dat moment was dat voor mij een soort 'bewijs'. Op allerlei manieren checkte ik vervolgens of hij mijn gedachten kon raden en - om een lang verhaal kort te maken - ik heb hem geleerd om erop te letten of mensen hun mond bewogen als hij ze iets hoorde zeggen. Bewoog die mond niet, dan dachten ze het en dus moest ik hem, met zijn vier jaar, ook leren dat veel mensen iets anders zeggen dan ze denken.
Vervolgens ben ik me in het onderwerp gaan verdiepen en kwam tot de ontdekking dat veel jonge kinderen dit soort 'gaven' hebben, die later vaak weer verdwijnen (maar soms ook niet). Ik werd me er met een tamelijk overdonderend gevoel van bewust dat onze kinderen veel meer waarnemen dan wij in de gaten hebben (en soms misschien zelfs dan wij willen of prettig vinden). Dat vond ik nogal een verstrekkende ontdekking, met grote implicaties. Hierdoor heb ik geleerd om iets wat een kind zegt nooit zomaar weg te wimpelen, simpelweg omdat ik me niet voor kan stellen dat het waar is. Ik kon me tenslotte ook niet voorstellen dat de juf dit soort dingen zei, maar later - toen Camiel naar een andere school ging - bleek dat ze het niet eens was met zijn vroege overgang naar groep 2, ze was er namelijk van overtuigd dat hij het niet kon...
Abonneren op:
Posts (Atom)